Stadsleven in Schoonhoven
06/01/2019Een veer bracht me van de week in Schoonhoven, de zilverstad aan de Lek. Ik was er nog nooit geweest. Het leek me mooi om inzichten die ik aan het opdoen was uit Richard Sennett’s nieuwe meesterwerk ‘Stadsleven’ te toetsen in een verse omgeving.
In het boek beschrijft Sennett (Chicago, 1943) de spanning tussen de ‘Ville’ en de ‘Citè’, tussen de gebouwde omgeving en de gemeenschap, tussen de stenen en het stedelijk leven. De oorspronkelijke Engelse titel omschrijft het als ‘Building en Dwelling’.
Het is een spanning die ik als planoloog goed herken. Ik studeerde planologie aan de Universiteit van Amsterdam, een universiteit met een sociologische benadering van de ruimtelijke wetenschappen. Om ook de andere kant te kunnen voelen, studeerde ik ook aan de architectuurfaculteit van de Sapienza, de grootste universiteit van Rome (via het geweldige Erasmusprogramma).
Het boek is geen geschiedenis van de planologie, maar probeert een antwoord te vinden op de uitdagingen de stad van nu, gebruikmakend van alles wat planologen (en nog een sloot anderen) ooit hebben bedacht. Toen Sennet ooit kritiek had op de kleinschaligheid van de oplossingen van de grote Amerikaanse sociologe Jane Jacobs – symbool van het verzet tegen grootschalige ingrepen – vroeg zij haar in haar eigen Greenwich Village, ‘Maar wat zou jij dan doen?’. Dit boek is eigenlijk een poging tot een antwoord op die vraag, vele decennia nadien.
Ik betrad Schoonhoven via de Veerpoort. Een stadspoort die stond voor het afschermen van het leven van buiten de stad, maar juist ook de gelegenheid biedt voor nieuwe bedrijvigheid. De oude stadswal werd in de 19de eeuw juist vaak een nieuwe bron van stedelijke energie en uitbreiding. Ook hier veranderde steeds de verbinding tussen stenen en het leven daaromheen.
Stedelijke ingrijpen als bijvoorbeeld het weghalen van zo’n muur kunnen veel verschillende gevolgen. Sennet neemt ons dan ook op reis naar ondermeer Medellin, naar Shanghai en naar New Delhi. Steeds weet hij door ontmoetingen met mensen in die steden zijn centrale vraagstukken te bespreken aan de hand van de veranderingen in die steden.
Schoonhoven was ook veranderd in de afgelopen jaren. Er is nog steeds een ‘cité’ van zilversmidstudenten, maar het station was al enige tijd gesloten. Maar er was ook trots, een heerlijk lokaal bier- toepasselijk Argentum geheten – en er was een Bikes & Coffeetent, genaamd Coppi. Schoonhoven ligt namelijk wel afgelegen, maar wel op allerlei recreatieve fietsroutes.
Net als Schoonhoven passen alle grote steden zich aan aan de nieuwe tijd. Om de balans tussen Cité en Ville te bewaren staat Sennet een open planproces voor. Hij is voor het planten van zaadjes, in plaats van een gedetailleerd masterplan. De zaadjes zijn dan bijvoorbeeld nieuw bibliotheken voor alle wijken (als in Medellin), maar met een volledige locale invulling.
Andere grotere uitdagingen zijn uiteraard de uitdagingen die de natuur en het klimaat ons bieden. Hij wijst hier op de Nederlandse manier van het combineren van mitigatie (hogere dijken) en adaptatie (ruimte geven aan de rivier)
Ondanks dat Sennet met de Nederlands-Amerikaanse sociologische heldin Saskia Sassen is getrouwd, komt Nederland eigenlijk maar weinig voor. De Amsterdamse speeltuinen van Aldo van Eyck worden genoemd als voorbeeld van het openen van de stad in een tijd van opkomend verkeer. Dè Nederlandse troef in het verbinden van Cité en Ville, de fiets, komt niet aan bod. Terwijl dat juist het enige vervoermiddel is in de stad waarmee je zowel verblijft ìn de stad, als dat je snel beweegt door de stad.
Bewegen door steden en door tijdperken doet Sennett constant in dit geweldige boek. Ik ken geen ander boek dat de stedenbouwkundige ontwikkelingen zo confronteert met het daadwerkelijk leven in de stad, en de werkelijkheid van hoe investeringen in de 21ste eeuw werken. En dat overspoelt Sennet met een rijke filosofische saus die ervoor zorgt dat je soms een alinea wel drie keer overleest. Er zit zoveel in. Vandaar dat ik naar een kleine stad wilde om het zonder afleiding te kunnen ondergaan.
De barkeepster van de Toltien moest lachen toen ik vertelde wat ik haar stad kwam doen. Maar ze voelde zich gevleid en begon trots te vertellen over het beleg van 1303. Het was volgens haar ‘dan wel een stadje, maar toch echte stad’. ‘Ja’ dacht ik, ook hier is daadwerkelijk Stadsleven…
Het boek is te koop via onze managementboeklink