Placemaking: hoe maak je van een windhoek Plaça Reial
12/08/2013Laatst was ik op Station Amersfoort. Ondanks dat het er best strak uitzag, waaide ik weer weg. En de weg naar het stadscentrum is dan zo lang. Gelukkig is er dan de OV-fiets. Maar snel weg wil je er.
Mijn favoriete stationsplein is misschien wel Place du Luxembourg (“Plux” onder Europese Ambtenaren), voor het Gare de Luxembourg in Brussel. Hier zijn ze in staat geweest de sporen onder de grond te krijgen, terwijl de oude ingang behouden bleef. De vrijgekomen ruimte kon gebruikt worden voor het Europees parlement. Een idee dat nu ook bij de spoorzone Delft opgang doet.
Ik gaf vorig jaar cursus op het Nederlandse huis voor Educatie en Research (Neth-er) op de nabijgelegen Aarlenstraat en kreeg daar een uitnodiging voor de Mobiliteitsateliers van de nabijgelegen gemeente Elsene (Brussel bestaat uit 19 gemeenten). Ik was dan wel geen bewoner, maar als frequente gebruiker ook welkom. Co-creatie dus, zouden ze het zo voor elkaar gekregen hebben?
Veel geplande pleinen in Nederland en daar buiten zijn immers vaak maar een winderige plek. Op de tekeningen ziet het er vaak nog uit als een soort Placa Reial, het intieme plein naast de Ramblas in Barcelona, maar in de praktijk valt dat vaak tegen. Er wordt vaak geen Plek gemaakt, maar er worden alleen gebouwen rondom de openbare ruimte ontworpen.
Onlangs was ik (vanuit RWS) opdrachtgever voor het project “Voetsporen in het station” van Annemieke Molster . Hierin maakte ik kennis met de placemaking methode. Zij gebruikte die om verschillende stakeholders te laten praten over verschillende aspecten van een plein, in haar geval om de looproutes van en naar het station te optimaliseren.
Deze methode is in Amerika opgezet door het Project for Public Spaces en mede gebaseerd op het werk van stadsactiviste Jane Jacobs. Zij erkende als een van de eerste planologen de kracht van de buurt zelf voor regeneratie van een buurt in plaats van die buurt te slopen.
De workshop is eigenlijk heel simpel. Gemengde groepen van stakeholders worden in 4 groepen gesplitst en gaan de vier thema’s bespreken. Zij doen dit terwijl zij op de locatie zelf zijn. In de binnenste cirkel staan de thema’s. Dit zijn gezelligheid, gebruik, comfort & imago en toegang & verbindingen.
De volgende ring is voor de positieve eigenschappen die meestal met dat thema geassocieerd worden. De buitenste ring bestaat uit objectieve data die te meten zijn. Door deze vier perspectieven met elkaar te delen kunnen bewoners en bijvoorbeeld een hotel eigenaar elkaar sneller begrijpen. Als hier een vervolg uit komt met bijvoorbeeld een ontwerpatelier (zie ook de blog over de schetsschuit ) kan dit een start zijn voor het versterken van de locatie.
De methode gaat nog een stuk verder. Jan-Derk van’t Rot heeft er zijn Masterscriptie overgeschreven. Welk plein zouden jullie willen aanpakken?